Het was september.
We aten bij mijn ouders thuis.
Hun oudste kleindochter, mijn 12jarige nichtje, ging die week voor het eerst naar de middelbare school.
Ik nam net een hap pasta carbonara toen mijn vader zijn bestek neerlegde en zich naar me toewendde. ‘Ik denk er soms aan hoe het was toen jij naar de middelbare school ging’, zei hij. ‘En hoe we dat toen niet goed hebben gedaan. Dat denk ik dan. Dat we dat niet goed hebben gedaan.”
Mijn hand bevroor om mijn lepel.
Een golf van emotie beukte tegen mijn borstkast. De school die mijn ouders geschikt vonden. Mijn middelbare school. gebouw met lange gangen waar ik een te zware schooltas doorheen sjouwde. Met schreeuwende pubers die proppen aluminiumfolie door de gang smeten. Hun boterhammen pinden ze op de deurklink van het leslokaal. Ik vroeg niet door. Ik kauwde en slikte. Mijn hand maakte een wegwuif gebaar. ‘Joh, het is toch goed gekomen. Ik heb er superveel van geleerd. Smaakt goed trouwens.’ Mijn lichaam ontspande. Het gevaar was geweken. Maar welk gevaar precies?
Er zijn momenten waarop het gevaarlijk dichtbij voor onze voeten ligt.
Datgene waar we naar hunkeren: erkenning, genegenheid, intimiteit. Datgene waar we in coachsessies over vertellen, hoe we het hebben gemist. En dan is het daar. Voor onze neus. We hoeven het alleen maar op te rapen. Maar meestal lopen we er van weg of verpletteren het onder ons gewicht. En merken dat niet eens.
Zo heeft Alexandra een topfunctie. Ze verzet bergen werk voor alles en iedereen. Ze verlangt naar rust. Haar man ziet dat. Als ze thuiskomt nodigt hij haar uit lekker te relaxen. Hij kookt. Maar ze weigert en helpt mee. ‘Hoe is dat?’ vraag ik hem.
Tranen in zijn ogen. Omdat ze niet aanneemt wat hij haar zo graag zou geven. Eerst is ze verbaasd, dan huilt ze ook.
Hasan vertelt over zijn vader, hierheen gekomen als gastarbeider uit Turkije. Altijd aan het werk. Dankzij hem heeft Hasan zijn huis afbetaald. Zijn vader geeft vaak geld. Maar Hasan wil zo graag iets anders. Want ook al is hij midden vijftig hij wil weten of zijn vader hem vroeger eigenlijk wel lief vond.
Een vraag die hij niet durft te stellen. Omdat hij een ‘ja’ als antwoord net zoveel vreest als een ‘nee’.
Het is niet de afwijzing van de ander waar we het meest bang voor zijn.
Het is het toelaten van die werkelijke emotionele nabijheid die ons het meest beangstigt. Het is makkelijker om ons te ergeren, te voelen wanneer iemand ons krenkt of verkeerd begrijpt. Makkelijker om teleurgesteld te zijn en je daarover op te winden. Terwijl je hoopt op dat andere: gezien te worden, gehoord, gewaardeerd.
Misschien zoek je te ver. Te ver vooruit. Of te ver terug.
Misschien ligt het gewoon in deze dag, in vandaag. Bij degenen die je al kent en vaak ziet. Sta stil. Neem waar of er niet iemand is die je iets wil geven, je aandacht zoekt, verbinding maakt, naar je uitreikt. Iemand die hoopt dat je het aan wil nemen, zodat er ontmoeting ontstaat.
Hoe zou het zijn als je je diep durft te laten raken?
Door je naasten, door je cliënten, door muziek en verhalen. Dat is een oorspronkelijke en menselijke reactie. Als je tranen voelt opwellen, heb de moed ze te laten stromen. Het zijn geen tranen van verdriet. Het zijn tranen van je hart omdat het zich op dat moment diep verbonden weet met het wezen een ander mens. Verbonden, op zo’n manier dat het alle verschillen, kwetsuren voor even overstijgt.
Het is het beste medicijn tegen onze Innerlijke Criticus en het natuurlijkste antidepressivum.
Als werkelijk contact is gelegd.
Gevaarlijk dichtbij komen
Anderen helpen met zichzelf in contact te raken? Je relatieaanbod in coaching verdiepen en Voice Dialogue gebruiken? We doen dat in de Masterclass subpersonen faciliteren met Focusing